‘Van dit werk te bestaan, en daarmee ook musici een bestaan geven, dat was mijn droom’
Altvioliste Jacomine Punt in gesprek met vioolbouwers Jaap Bolink en Annelies Steinhauer
In zijn laatste werk, de Negende symfonie, blikt Anton Bruckner trots en liefdevol terug op een leven dat was gewijd aan de muziek. Dat van vioolbouwers Jaap Bolink en Annelies Steinhauer is dat ook, maar dan aan het maken van cello’s, violen en contrabassen in plaats van composities. Altvioliste Jacomine Punt van Residentie Orkest is te gast in hun atelier in Hilversum en vraagt het stel naar hun vijftigjarige carrière en wat het vak zo mooi maakt.
Jaap en Annelies ontmoetten elkaar op de vioolbouwschool. ‘Een vrij gelukkige combinatie’, lacht Annelies. Jaap is zoon van vioolbouwer Jan H. Bolink en bouwde in diens atelier zijn eerste viool toen hij pas dertien jaar was. Annelies kwam uit een creatief gezin en speelde zelf viool. Ze wilde haar liefde voor het instrument combineren met het creëren van iets tastbaars.
Jacomine: Toen ik altvioliste wilde worden, was ik op het arrogante af ambitieus. Hoe was dat voor jullie? Wat was jullie droom?
Jaap: ‘Van dit werk te bestaan, en daarmee ook musici een bestaan geven, dat was mijn droom. In het begin van onze carrière wilde niemand een modern instrument, oude waren meer in trek. Het wordt nog steeds te vaak ontkend dat oude en nieuwe instrumenten heel goed met elkaar opschieten. We bleven en blijven volhouden door elkaar moed in te praten, aan te moedigen en te inspireren.’
Wat maakt jullie instrumenten zo goed?
Annelies: ‘Goed is een relatief begrip, dat verschilt per violist. Je ziet en hoort onze persoonlijkheid terug in onze instrumenten. Hout is een levend materiaal; als je ermee werkt, interpreteer je dat op je eigen manier. Daardoor klinken mijn instrumenten altijd anders dan die van Jaap.’
Welke talenten heeft een vioolbouwer nodig?
Jaap: ‘In ieder geval gevoel voor vormgeving, muziek en schoonheid in het algemeen. Je moet kunstzinnig zijn. Want je kunt nog zo goed de techniek beheersen, zonder dat gevoel gaat een instrument niet leven. Belangrijk is ook dat je overweg kunt met zaagjes, mesjes, beiteltjes. Als je uitschiet, kun je een hele plank weggooien. Je moet dus handig en nauwkeurig zijn.’
Vertel eens, waar begint een nieuw werk? Kun je me meenemen in het bouwproces?
Annelies: ‘Het begint met het ontwerp, de tekening. Vervolgens maak je een mal. Daaromheen buig je de zijkanten, later haal je de mal er weer uit. Het voorblad is van vurenhout en gemaakt van gestoken bladen – niet gebogen, zoals mensen vaak denken, maar echt gebeeldhouwd. Als die op de zijkanten zijn gelijmd, maak je uit een stuk hout de krul voor de hals. Dat is prachtig werk. Een krul fascineert.’
Hoe lang ben je dan al bezig?
Jaap: ‘We hebben het nooit uitgerekend, maar voor het bouwen van een viool staat zo’n 250 uur. Het verschilt ook per houtsoort, sommige soorten zijn moeilijk te bewerken. En je kunt nooit achter elkaar aan één instrument werken, want we krijgen veel aanvragen tussendoor, bijvoorbeeld voor onderhoud. Ik denk weleens aan de oude vioolbouwers die bij kaarslicht ongestoord doorwerkten, zonder rinkelende telefoon. Als er geen deadline is, ben ik soms zo een halfjaar met een viool bezig. Al die tijd kan ik niet wachten om het resultaat te horen.’
Wat vinden jullie moeilijk in het werk?
Annelies: ‘De zwarte, ebbenhouten delen vind ik altijd lastig. Die zijn essentieel, met de bovenbruggetjes waar snaren overheen lopen en het onderbruggetje op een kwetsbaar blad.’
Jaap: ‘Het hout voor de zijkanten moet je tot een dikte van ruim een millimeter schaven, schrapen en schuren. Dat is al lastig, en dan moet je het nog buigen en vastmaken. Daarbij breken ze geregeld, dan kun je weer opnieuw beginnen. Het is een hele opluchting als de zijkanten klaar zijn. Die vormen de basis van je instrument. Als dat niet goed is, blijf je dat altijd zien. Het is heel precies werk en dat vergt een hoop geduld.’
Maar dat maakt dit werk vast ook zo mooi.
Annelies: ‘Ja, het maken is het allerleukst. Ik ben altijd zenuwachtig als er iemand op speelt, maar gelukkig werken we al sinds het begin voor hele leuke musici. Het werk is persoonlijk en er ontstaan vaak vriendschappen met de mensen die trouw blijven terugkomen. Als vioolbouwer blijf je je leven lang verantwoordelijk voor je eigen bouwwerk.’
Interview - Sobriquet