‘Ik dans tot ik honderd ben’
Celliste Justa de Jong in gesprek met Isla Clarke van Nederlands Dans Theater
Luisteren naar Anton Bruckners Negende symfonie vergt je volledige aandacht. Juist in een tijd van snelheid en efficiëntie is dat leerzaam: door inspanning, geduld en uitdaging kun je ergens in opgaan, er plezier aan beleven, jezelf ontwikkelen. Met dat uitgangspunt ging Residentie Orkest-celliste Justa de Jong in gesprek met de Canadese danseres Isla Clarke van Nederlands Dans Theater.
‘Het spelen van Bruckners Negende symfonie geeft mij als cellist een gevoel van tijdloosheid’, opent De Jong het gesprek. ‘Het kostte Bruckner zelf veel tijd en discipline om het te componeren, maar als je ernaar luistert of het speelt, vergeet je de tijd en ga je er helemaal in op. Ik ben benieuwd hoe jij als danser tijd en discipline ervaart.’
‘Voor een danser is tijd relatief’, reageert Clarke bedachtzaam. ‘Iedere minuut is overvol. Meer uitgezoomd kijk je constant uit naar de volgende stap in je carrière. Dat maakt het soms moeilijk om in het hier en nu te leven. Je wil ontwikkelen, je werk verbreden. Je houdt je dus niet zozeer bezig met tijd, maar meer met je ontwikkeling.’
En tijdens een optreden, lukt het je dan om in het moment te leven? ‘Dat is de uitdaging. Ik zou het omschrijven als een flow, een staat van zijn die iedere artiest nastreeft. Daarin geef je ruimte aan je intuïtie. Je denkt niet meer na, ervaart alleen nog wat je aan het doen bent. Het lukt lang niet altijd om dat te bereiken. Ik denk dat je je als artiest altijd afvraagt wat je nodig hebt om in die flow te komen. Het werk is fysiek zwaar en je moet door, ook als je even geen inspiratie of energie hebt. Veel mooie dingen komen voort uit inspiratie, maar zonder discipline heb je daar weinig aan.’
Hoe oud was je toen je ontdekte dat dansen niet alleen talent, maar ook hard werken vereist? ‘Ik denk dat ik dat altijd heb geweten. Ik was zo geobsedeerd door dansen, wilde altijd beter worden. Het is vaak moeilijk om te voelen dat je talent hebt, omdat je aan zoveel dingen moet werken.’
Als ik anderen hoorde spelen, dan wist ik het. Dan dacht ik: ik zou het anders doen, of beter. Herken je dat? Wist je altijd al dat je wilde dansen? ‘Jazeker. Ik móest optreden, bewegen, mezelf uiten. Ik kom uit een artistieke familie en heb nooit iets anders gedaan. Dansen is echt mijn redding geweest in moeilijke tijden. Het gaf me een plek om te ontsnappen aan de harde buitenwereld. Ik zie het proces ook als het leven zelf: het is vallen en opstaan. Je probeert nieuwe dingen, bent nieuwsgierig en ontwikkelt jezelf. Juist doordat het niet altijd eenvoudig is.’
Heb je ook audities gedaan die minder succesvol waren dan deze bij Nederlands Dans Theater? ‘Ja, voordat ik begon aan mijn dansopleiding in Vancouver deed ik veel audities, maar zonder succes. Pas tijdens die opleiding kreeg ik alle ruimte voor mijn ontwikkeling, leerde ik anders nadenken over dans en ontmoette ik veel gelijkgestemden. Het was een van de beste periodes uit mijn leven, maar tegelijkertijd zwaar en intens. Ik huilde veel, het nam me helemaal in beslag, ik gaf me er compleet aan over.’
Wat was het meest leerzaam? ‘Om eerlijk te zijn: de tijd die ik buiten de studio doorbracht. Van plezier maken en roekeloosheid leer je zoveel meer dan van volledige focus op je carrière. Een docent zei eens dat je in een dansstudio alles kunt leren; ik weet nu dat dat niet waar is. Ik had het leven buiten de studio echt nodig. Als ik tot zeven uur ’s ochtends in een club stond, kon ik mezelf zijn, vrij van alle leerdoelen, verwachtingen of technieken.’
Hoe lang blijf je dansen? ‘Ik dans tot ik honderd ben, zeg ik altijd. De meeste dansers zijn ervan overtuigd dat je dit maar kort kunt doen; daar ben ik het niet mee eens. Als jonge danser push je je lichaam tot een limiet. Dat kan vermoeiend zijn om naar te kijken. Eenvoud en nuance vind ik veel mooier. En die komen met de tijd, met levenservaring.’
Interview - Sobriquet