Programmaboekje
Sibelius 2
Praktische informatie
Vrijdag 22 april
19.15 uur – zaal open
19.15 uur t/m 19.45 uur - Starter
20.00 uur – concert
22.00 uur – einde concert
Zondag 24 april
13.30 uur – zaal open
13.30 uur t/m 14.00 uur - Starter
14.15 uur – concert
16.15 uur – einde concert
De garderobe is geopend en in de pauze van dit concert staat er een gratis pauzedrankje voor je klaar in een van onze foyers.
Eerder programmaboekje teruglezen? Blader door ons archief. Klik hier!
Gustav Mahler (1860-1911)
What the Wild Flowers Tell Me (1893-1896)
(bewerking Benjamin Britten, 1941)
Ernest Chausson (1855-1899)
Poème, op. 25 (1896)
Maurice Ravel (1875-1937)
Tzigane, rapsodie de concert (1924)
Pauze
Charles Baumstark
One Minute Symphony: Dernier écho du chant éclatant d’un vent de minuit (2022)
Jean Sibelius (1865-1957)
Symfonie nr. 2 in D, op. 43 (1902)
Allegretto, Poco allegro
Tempo andante ma rubato, Poco allegro, Andante, Pesante
Vivacissimo, Lento e soave
Finale: Allegro moderato, Largamente
Anja Bihlmaier dirigent
Studie Musikhochschule Freiburg, Mozarteum Salzburg.
Huidige positie Chef-dirigent Residentie Orkest, vaste gastdirigent Lahti Symphony Orchestra.
Highlights Recent dirigeerde ze het Deutsches Symphonie-Orchester Berlin, Deutsche Radio Philharmonie Saarbrücken Kaiserslautern, Royal Stockholm Philharmonic, Lahti Symphony Orchestra, Tampere Philharmonic, City of Birmingham Symphony Orchestra, BBC Scottish Symphony Orchestra, Orquestra Symfónica de Barcelona, Basque National Orchestra, Gothenburg Symphony, Fins Radio-orkest, Orquesta Sinfónica de Madrid en MDR-Sinfonieorchester. De afgelopen seizoenen dirigeerde ze tevens verschillende operaproducties in Wenen (Volksoper), Trondheim en Malmö. Was vast verbonden aan de operahuizen van Kassel en Hannover.
Simone Lamsma viool
Studie Yehudi Menuhin School, studeerde op negentienjarige leeftijd cum laude af aan de Royal Academy of Music in Londen.
Highlights Werkte met dirigenten als Jaap van Zweden, Vladimir Jurowski, Sir Neville Marriner, Yannick Nézet-Séguin, Jukka-Pekka Saraste, James Gaffigan en Sir Andrew Davis en speelde met o.a. het Koninklijk Concertgebouworkest, Chicago Symphony Orchestra, Cleveland Orchestra, BBC Symphony, Orchestre Philharmonique de Radio France en Hong Kong Philharmonic.
Viool Bespeelt de “Mlynarksi” Stradivarius (1718).
Overig Is dit seizoen artist in residence van Residentie Orkest, Koninklijk Conservatorium Den Haag en Amare.
Residentie Orkest Den Haag
Opgericht Den Haag, 1904
Huidige chef-dirigent Anja Bihlmaier
Vaste gastdirigenten Richard Egarr en Jun Märkl
Chef-dirigenten Henri Viotta, Peter van Anrooy, Frits Schuurman, Willem van Otterloo, Jean Martinon, Ferdinand Leitner, Hans Vonk, Evgenii Svetlanov, Jaap van Zweden, Neeme Järvi, Nicholas Collon.
Te zien in o.a. Amare, Paard, De Nationale Opera, Koninklijk Concertgebouw, De Doelen, TivoliVredenburg.
Educatie Jaarlijks bereik van ruim 40.000 scholieren, volwassenen en amateurmusici in educatieve projecten. Onderdeel hiervan is The Residents, waarmee het orkest honderden kinderen uit Haagse wijken in contact brengt met klassieke muziek.
Mahler, Chausson, Ravel en Sibelius
Pastorale
We schrijven 1941 als Benjamin Britten een verzoek krijgt van zijn uitgever Erwin Stein. Of de componist ervoor voelt om een deel uit Gustav Mahlers kolossaal bezette Derde symfonie te arrangeren voor een afgeslankt symfonieorkest. Noem het een poging om de muziek van Mahler, destijds in Engeland nog geen ‘ijzeren repertoire’, onder de aandacht te brengen bij een breder publiek.
Mahlers Derde symfonie staat bekend als zijn natuursymfonie. In zes delen laat de Weense fin-de-siècle-componist verschillende elementen van de schepping de revue passeren. Van rotsen en stenen in het eerste deel, tot goddelijke liefde in het laatste. Deel twee, ‘Wat de weidebloemen mij vertellen’, is een pastoraal menuet met een hobo die in de openingsmaten voor herder speelt.
Exotisch liefdeslied
Ernest Chausson was wat men noemt een muzikale laatbloeier. Als enig kind van een welgestelde familie was hij voorbestemd voor een goed betaalde advocatencarrière. Zijn rechtenstudie bracht hij echter vooral door in de Parijse salons, waar hij verzeild raakte in de hoofdstedelijke kunstwereld. Exit rechten dus.
Het is 1879 als Chausson het Parijse Conservatoire binnenstapt. Hij volgt er contrapuntlessen bij Cesar Franck, wiens ideeën over harmonie en motivische ontwikkeling hij zich gretig eigen maakt. Een andere grote invloed is de muziek van Richard Wagner. Drie keer maar liefst zou Chausson naar Duitsland reizen om er diens revolutionaire Musikdrama's bij te wonen.
Dat zowel Franck als Wagner een grote stempel blijven drukken op Chaussons muziek, mag blijken uit zijn Poème voor viool en orkest, in 1896 geschreven voor Eugène Ysaÿe. Tegelijkertijd verwijst de ondertitel, Le Chant de l'amour triomphant, naar exotischer inspiratiebronnen. In het gelijknamige verhaal van Ivan Toergenjev dingen twee vrienden naar de hand van dezelfde vrouw. Wanneer de musicus Muzzio het onderspit delft, gaat hij op reis in de Oriënt, waar hij een mysterieus liefdeslied op de sarangi (Indiaas strijkinstrument) leert bespelen.
Gipsy-style
In 1922 maakte Maurice Ravel kennis met de Hongaarse violiste Jelly d'Arányi, het achternichtje van de vermaarde Joseph Joachim. De Franse componist moet danig onder de indruk zijn geweest van haar vurige spel, want hij vatte meteen het plan op om een stuk voor haar te schrijven.
Het resultaat is vandaag de dag beter bekend als Tzigane (1924), een werk dat eens te meer laat horen dat Ravel een open oor had als het aankwam op exotische muziekstijlen. Zoals de titel al doet vermoeden ('tzigane' is Frans voor 'zigeuner') putte Ravel veel inspiratie uit de zigeunermuziek, hetgeen duidelijk hoorbaar is in Oost-Europees gekruide toonladders van de lange inleidende solo en de duizelingwekkende czárdás-dans van de slotmaten. Maar ook de technische aspecten van het gipsy-style vioolspel strekten hem tot voorbeeld, zoals blijkt uit het arsenaal aan pizzicati, dubbelgrepen en raspklanken dat de solist krijgt voorgeschoteld.
Visionair vormexperiment
Omstreeks 1900 is Jean Sibelius uitgegroeid tot hét boegbeeld van de Finse muziek. Zijn succes heeft alles te maken met de radicale stilistische keuzes die hij in de jaren 1890 maakte. In werken als de symfonische cantate Kullervo, de Karelia Suite en symfonische gedichten En saga en Finlandia experimenteerde hij met invloeden uit de Finse volksmuziek en liet hij zich inspireren door nationale mythen en sagen. Zijn muziek werd daarmee een klinkend symbool voor het Finse onafhankelijkheidsstreven dat rond 1900 tot een kookpunt kwam in reactie op de Russische overheersing.
Ook Sibelius’ Tweede symfonie, voltooid in 1902, wordt vaak een nationalistische ondertoon toegedicht. Zo beweerde dirigent Georg Schnéevoigt, een goede vriend van Sibelius, dat het werk een schets zou zijn van het pastorale Finse leven dat wreed wordt verstoord door de Russen. Hoor de pastorale opening die rap plaatsmaakt voor een duisterder klankwereld, al doet de finale vermoeden dat de Finnen uiteindelijk zegevieren.
Toch is het maar de vraag of Sibelius daadwerkelijk zo’n patriottistisch programma voor ogen stond. Zijn Tweede symfonie laat zich namelijk ook abstracter beluisteren: als het werk van een componist die zelfbewust zijn plek opeist binnen de klassieke symfonische traditie. Niet voor niets horen we Sibelius experimenteren met eigen visionaire ideeën over vorm, thematische ontwikkeling en motivische samenhang. Illustratief is het eerste deel. Normaliter worden de hoofdthema’s hier volledig gepresenteerd om vervolgens in de zogenaamde ‘doorwerking’ in losse motieven uiteen te vallen. Maar zoals de Amerikaanse musicoloog Burnett James opmerkt in The Music of Sibelius gebeurt hier het tegenovergestelde: Sibelius begint met losse motieven die hij vervolgens organisch op laat bloeien tot volwaardige melodieën. Ook de opening van het tweede deel met de rollende pauken en de pizzicato gespeelde contrabassen is opmerkelijk, net als het lyrische hobothema van het Trio-gedeelte van het Scherzo.
Joep Christenhusz
Jean Sibelius
(Hämeenlinna, 8 december 1865 – Järvenpää (bij Helsinki), 20 september 1957)
Een van de thema’s van Sibelius’ Symfonie nr. 2 heeft een ontroerende achtergrond. In het landhuis van zijn uitgever Wasenius maakte hij kennis met de zeer muzikale, zeven jaar oude Irene Eneri, die ook compositietalent bleek te bezitten. Sibelius nam van haar een klein pianostukje, Caprice Orientale getiteld, door, waarop hij verder improviseerde. “Nu heb ik het, waarop ik al weken gewacht heb”, zou hij bij die gelegenheid uitgeroepen hebben.
Leuk om te weten
Ernest Chausson twijfelde dikwijls aan de kwaliteit van zijn eigen werk. Ook zijn Poème werd het object van stevige zelfkritiek. Dat de partituur toch werd uitgegeven bij Breitkopf danken we aan de bevriende componist Isaac Albéniz die de publicatie naar verluidt uit eigen zak voorschoot.
Sibelius was van huis uit violist en heeft zelfs nog geauditeerd voor de Wiener Philharmoniker toen hij in Wenen studeerde. Hij werd niet aangenomen.
One Minute Symphony
Compositiestudent Charles Baumstark zocht naar inspiratie voor zijn One Minute Symphony binnen het thema verhalen. Hij ontmoette schrijfster Nisrine Mbarki in de Haagse Bookstor. Ze spraken over de gelijkenissen tussen het vertellen van een verhaal als schrijver en als componist. Wat vertel je wel en wat laat je over aan de verbeelding van de lezer of luisteraar?